2016
Buitengewoon Jubeljaar van Gods barmhartigheid
Herdenkingsjaar Charles de Foucauld
Paus Franciscus heeft 2016 uitgeroepen tot buitengewoon jubeljaar van Gods barmhartigheid. In zijn schrijven Misericordiae vultus (MV) moedigt hij ons aan om “met nog meer aandrang de blik gericht te houden op de barmhartigheid om zelf metterdaad teken te worden van het handelen van de Vader.” (MV 3) Wij zijn dus uitgenodigd om ons opnieuw en intenser aan de geduldige en barmhartige God toe te vertrouwen, “die zijn liefde openbaart als die van een vader en een moeder, die vanuit het diepste van hun wezen bewogen raken om hun kind”. (MV 6) De Paus schrijft: “Voor ons is het nodig voortdurend het mysterie van de barmhartigheid te overwegen. Het is een bron van vreugde, gemoedsrust en vrede. Het is de voorwaarde van ons heil. Barmhartigheid: het is het woord dat het mysterie van de Allerheiligste Drie-eenheid openbaart. Barmhartigheid: het is de uiterste en hoogste daad waarmee God ons tegemoet komt. Barmhartigheid: het is de fundamentele wet die woont in het hart van iedere persoon,wanneer hij met oprechte ogen kijkt naar de broeder en zuster die hij ontmoet op zijn levensweg. Barmhartigheid: het is de weg die God en mens verenigt, omdat zij het hart opent voor de hoop voor altijd bemind te zijn ondanks de beperking van onze zonde.” (MV 2) |
2016 is ook een bijzonder jaar voor de spirituele familie van Charles de Foucauld. Op 1 december 2016 zal het precies honderd jaar geleden zijn dat broeder Charles vermoord werd. De honderdste verjaardag van zijn sterfdag willen wij gedurende het komende jaar herdenken door verschillende activiteiten, regionaal en landelijk.
Het is voor ons vreugdevol en veelzeggend dat dit herdenkingsjaar van Charles de Foucauld en het jubeljaar van Gods barmhartigheid samenvallen. Als er iets is wat in Broeder Charles een radicale ommekeer teweegbracht, dan is het Gods barmhartigheid, die hij ervaren heeft in mensen om hem heen en in de sacramenten van de Kerk.
|
Charles, geboren te Straatsburg in 1858, heeft als kind veel meegemaakt: o.a. de vroege dood van zijn ouders en de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, met als gevolg ontworteling en gedwongen verhuizing. Als jongere kapt hij met het katholieke geloof waarin hij is grootgebracht. Het is voor hem niet verenigbaar met de menselijke rede. Zoals velen van zijn tijdgenoten zoekt hij in de wetenschap het antwoord op zijn vragen. Hij volgt een militaire opleiding en dient korte tijd in het leger. Hij wordt echter op non-actief gezet wegens zijn losbandig leven en wangedrag. Ten diepste hunkert hij, zoals wij allen, naar geluk, naar een zinvol bestaan, naar geborgenheid. Hij zoekt het tevergeefs in feestjes, in luxe, bij vrouwen. Hij voelt een pijnlijke leegte en droefheid. In juni 1883 vertrekt hij op ontdekkingsreis naar Marokko, een land dat eertijds nauwelijks toegankelijk was voor vreemden. Hij wil dit land in kaart brengen. Zijn nauwkeurige notities en studies worden zeer gewaardeerd in wetenschappelijke kringen. In Marokko echter gebeurt iets aangrijpends met hem. Hij komt in aanraking met het gebed en de gastvrijheid van gelovige moslims. Zij wakkeren in hem de zoektocht aan naar God. Terug in Parijs wordt hij warm onthaald door zijn familie,vooral door zijn nicht Marie de Bondy, die overtuigd christelijk is. Later schrijft hij over deze periode: “U gaf dat ze mij ontvingen als de verloren zoon, aan wie ze niet eens lieten merken dat hij uit het vaderhuis was weggegaan. Mijn nicht heeft U geholpen…door haar zwijgen, haar zachtmoedigheid, haar goedheid…maar zij greep niet in.” (br. Charles) Dankzij haar komt hij in contact met priester Huvelin, die bekend staat voor zijn betrokkenheid op mensen en zijn preken die tot het hart spreken. “Voor de Kerk en de geloofwaardigheid van haar verkondiging is het bepalend dat zij in eerste persoon de barmhartigheid beleeft en hiervan getuigenis aflegt. Haar taal en gebaren moeten barmhartigheid overdragen om in het hart van de mensen door te dringen en hen uit te dagen om de weg om tot de Vader terug te keren weer te vinden. De eerste waarheid van de Kerk is de liefde van Christus, die gaat tot vergeving en zelfgave. De Kerk wordt onder de mensen dienares en middelares van deze liefde. Daarom moet waar de Kerk aanwezig is, de barmhartigheid van de Vader zichtbaar zijn. In onze parochies, gemeenschappen, verenigingen en bewegingen, kortom, overal waar christenen zijn, moet ieder een oase van barmhartigheid kunnen vinden.” (MV 12) Charles vraagt om onderricht in het christelijk geloof. Huvelin nodigt hem uit te knielen en te biechten, zijn leven te herzien voor de barmhartige God, die ons telkens weer een nieuwe kans geeft. Daarna ontvangt hij meteen de H. Communie. De sacramenten van de Kerk worden voor Charles een persoonlijke ontmoeting met de God van Liefde. Hij voelt zich door God bemind en geroepen. Hij is vervuld met een blijde hoop. Velen van zijn meditaties en brieven verwijzen naar dit bekeringsmoment. Op bedevaart in het H. Land wordt hij geboeid door Jezus van Nazareth, in wie God ons menselijk bestaan is komen delen. God kiest de weg van het kleine, het onaanzienlijke, om ons nabij te zijn. “De menswording vindt zijn oorsprong in Gods goedheid. Eén ding valt echter onmiddellijk op, het is zo wonderbaar, zo fonkelend, zo ontstellend dat het schittert als een verblindend teken: het mysterie van een oneindige nederigheid…” Zijn religieuze roeping verdiept en verwerkelijkt zich geleidelijk. Zeven jaar leeft hij als trappist in Frankrijk en vooral in Syrië. Daarna verblijft hij in Nazareth, waar hij als tuin- en klusjesman bij de Clarissen leeft. Het grootste deel van zijn tijd besteedt hij aan gebed en meditatie van de Schrift. “We moeten ons laten doordringen van de geest van Jezus door het evangelie te lezen, te herlezen, door zonder ophouden de woorden te mediteren. Ze dringen dan in ons hart binnen zoals druppels water die voortdurend op dezelfde plaats neervallen.” “Om tot barmhartigheid in staat te zijn moeten wij dus op de eerste plaats luisteren naar het Woord van God. Dat betekent de waarde van de stilte terugvinden om het Woord dat tot ons wordt gericht, te overdenken. Zo is het mogelijk naar de barmhartigheid van God te kijken en dit te aanvaarden als eigen levensstijl.” (MV 13) Na zijn priesterwijding in 1901 vertrekt hij naar Algerije en leeft hij in Beni-Abbès, een oase aan de Marokkaanse grens. Hij stelt zijn bescheiden woning, bedoeld voor een kleine gemeenschap, open voor allen die langs komen: “Ik wil alle bewoners, christenen, moslims, joden eraan wennen mij te beschouwen als hun broeder, de universele broeder. Zij beginnen het huis de Fraterniteit te noemen en dat is me zeer dierbaar.” Hij draagt een witte tuniek met het teken van een hart en een kruis op de borst. Zijn devies is: Jesus caritas, Jezus liefde. Hij zegt: “Onze godsdienst is een en al liefde, een en al broederlijkheid,… haar herkenningsteken is een hart.” Zijn leven beschrijft hij als: “De liefde tot God, de liefde tot de mensen is heel mijn leven en naar ik hoop zal ze heel mijn leven zijn.” 1905 vestigt hij zich in Tamanrasset, in het Zuiden, te midden van de Toearegs, woestijnnomaden. Hij is er aanwezig in gebed en vriendschap, met respect voor hun taal, cultuur en godsdienst. Hij spreekt over het apostolaat van de goedheid. “Apostel zijn …hoe?
Door goedheid, tederheid, broederlijke genegenheid, door voor te leven wat deugd is, door bescheidenheid en zachtmoedigheid…
Bij sommigen zonder hen ooit een woord over God of godsdienst te zeggen, met veel geduld zoals God geduld heeft, met goedheid zoals God goed is, als een tedere broeder, biddend.
Bij anderen door over God te spreken voor zover zij het kunnen opnemen.
Vooral in ieder mens een broeder zien…in ieder mens een kind van God zien, een mens die door het bloed van Jezus vrijgekocht is, een mens die door Jezus bemind wordt…” Als in september 1914 de eerste wereldoorlog losbarst, wordt het ook onrustig in Tamanrasset. Gewapende bendes en verdeeldheid tussen verschillende stammen zorgen voor onveiligheid. Broeder Charles kiest ervoor om bij hen te blijven die hem in 1905 in hun midden onthaald hebben en met wie in de loop der jaren wederzijdse vriendschapsbanden gegroeid zijn. Hij wordt op 1 december 1916 bij een bewapende overval door een groep Toearegrebellen vermoordt. Hij sterft als een graankorrel, in de aarde gevallen. Enkele jaren later schrijft René Bazin een biografie die Charles en zijn spirituele weg bij velen in Frankrijk bekend maakt. Mannen en vrouwen ontdekken er hun eigen roeping in en worden zijn volgelingen. Vandaag telt de spirituele familie van Charles de Foucauld wereldwijd 20 verschillende takken. |
Paus Franciscus spreekt in de bul over de interreligieuze dialoog:
“De barmhartigheid heeft een kracht die over de grenzen van de Kerk heen gaat. Zij verbindt ons met het Jodendom en de Islam, die haar beschouwen als een van de meest kenmerkende eigenschappen van God. Israël heeft als eerste deze openbaring ontvangen, die in de geschiedenis blijft als het begin van een onmetelijke rijkdom die aan heel de mensheid moet worden aangeboden. Zoals wij hebben gezien, zijn de bladzijden van het Oude Testament doortrokken van barmhartigheid, omdat zij verhalen van de werken die de Heer heeft verricht ten gunste van zijn volk op de moeilijkste ogenblikken van zijn geschiedenis.
De Islam noemt van zijn kant onder de namen die aan de Schepper worden toegekend, die van Barmhartige en Goedertierene. Deze aanroeping ligt vaak op de lippen van de islamitische gelovigen die zich begeleid en ondersteund voelen door de barmhartigheid in hun dagelijkse zwakheid. Ook zij geloven dat niemand de goddelijke barmhartigheid kan beperken, omdat haar deuren altijd openstaan.
Moge dit Jubeljaar, beleefd in barmhartigheid, de ontmoeting begunstigen met deze godsdiensten en de andere edele religieuze tradities; mogen het ons meer openstellen voor de dialoog om elkaar beter te leren kennen en te begrijpen; moge het iedere vorm van bekrompenheid en verachting elimineren en iedere vorm van geweld en discriminatie verdrijven.” (MV 23)
De interreligieuze dialoog is door de terroristische aanslagen van de afgelopen tijd zwaar op de proef gesteld. Wellicht kan Charles de Foucauld voor ons een gids zijn in onze dagelijkse ontmoetingen met andersgelovigen, in de buurt, op het werk, op school… In onze “in de naam van God” door brutaal geweld geteisterde wereld, die angst aanjaagt en haat zaait, die mensen onder elkaar verdeelt en groepen stigmatiseert, nodigt zijn leven uit om elkaar te ontmoeten met welwillendheid, respect en een luisterend hart, om voor elkaar zorg te dragen en elkaars leven te koesteren door kleine gebaren van goedheid.
Moge Broeder Charles voor ons bij de Barmhartige God ten beste spreken.
Kleine Zuster Sylvie, Anderlecht